h

Lessen uit Moerdijk

30 januari 2011

Lessen uit Moerdijk

Op 5 januari 2011 brak brand uit bij het bedrijf Chemie Pack aan de Vlasweg in Moerdijk. Een dikke zwarte rookwolk dreef, door de zuidwestenwind, over het eiland van Dordrecht en verder, uiteindelijk zelfs tot Almere. Voor de SP Bergen op Zoom reden, om het College een aantal raadsvragen te stellen over de Bergse situatie. De antwoorden volgen nog.

Terug naar Moerdijk. Op het RTL-nieuws konden we overheidsdienaren beluisteren, die ons vertelden dat er geen schadelijke stoffen waren gemeten, terwijl journaliste Sandra Schuurhof wist te vertellen dat de lijst met opgeslagen stoffen bekend was. Dat in de lucht geen gevaarlijke stoffen waren aangetroffen klonk geruststellend, en het was ook niet eens woordelijk onjuist, maar er bleek geen enkel verband te zijn tussen de lijst met gevaarlijke stoffen en de metingen van de brandweer.
Hoe kan dat?

Allereerst stonden op de vrijgegeven lijst weliswaar de (op het moment van de brand) aanwezige stoffen, maar die waren weergegeven als productnaam. Met productnamen kan de brandweer niet veel doen, als het bijbehorende “productinformatieblad” van de fabrikant ontbreekt. De productnaam “Bison Kit” zegt niets, de naam van het in deze lijm gebruikte oplosmiddel “Tulueen” des de meer – voor Tolueen zijn gasdetectiebuisjes te krijgen.

Op de tweede plaats is de brandweer hopeloos slecht uitgerust om concentraties gevaarlijke stoffen in lucht te meten. Weliswaar zijn op brandweervoertuigen gasdetectiebuisjes aanwezig, maar die zijn vooral bedoeld voor het meten van koolmonoxide (nodig bij nablussingen), aardgas (is de omgeving van een gaslek veilig?), zwaveldioxide (kan het riool of de gierkelder betreden worden?) en meer van dergelijke “meestvoorkomende” stoffen. Van de duizenden toxische stoffen die in een industrieterrein als dat van Moerdijk aanwezig zijn, kan de brandweer er hooguit enkele tientallen detecteren en dan nog met een grote onnauwkeurigheid.

Dit lezende, moet men dus beseffen dat de overheid de omgeving via de nieuwszenders veilig verklaarde, terwijl dit helemaal niet bekend was.

Bij een grote calamiteit zoals in Moerdijk, zijn vier zaken van belang:
1. Hoe borgen we de veiligheid van de omwonenden?
2. Hoe borgen we de veiligheid van de hulpverleners?
3. Hoe beperken we de schade aan het milieu?
4. Hoe voorkomen we dat de brand zich uitbreidt naar naastgelegen objecten?

En: hoe vertalen we deze punten naar de situatie in Bergen op Zoom?

1: Hoe borgen we de veiligheid van omwonenden?
Vooral door te voorkomen dat dergelijke branden kunnen ontstaan. Bedrijven zoals Chemie-Pack hebben een vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer. Die wet schrijft voor aan welke minimumeisen de opslag en verwerking van chemische producten moet voldoen, ter voorkoming van schade en hinder zowel binnen als buiten het bedrijfsterrein.

Ondanks enkele doorgevoerde verbeteringen, had Chemie-Pack een geschiedenis van overtredingen en waarschuwingen. Al in oktober 2002 dreigde het Openbaar Ministerie met sancties wegens overtredingen van de brandveiligheidsvoorschriften. Zo was de automatische blusinstallatie niet in orde en was het dak onvoldoende brandwerend. In de jaren 2007 tot 2009 werden chemische stoffen niet goed opgeslagen.

Instanties moesten meermalen handhavend optreden. Vaak bleek bij hercontroles de boel nog niet in orde. Een opgelegde dwangsom werd niet betaald, zodat het Openbaar ministerie en de politie eraan te pas moesten komen.

Het bedrijf had geen (wettelijk voorgeschreven) bedrijfsbrandweer. Al met al kan worden geconcludeerd dat het bedrijf is tekortgeschoten, maar evenzeer de overheid bij de handhaving van wetten en regels ter voorkoming van rampen zoals deze.

Het neoliberale beleid, waarbij aan bedrijven steeds de vrije hand wordt gegeven en waarbij regels en voorschriften om mens en milieu te beschermen worden afgeschaft of zoals in dit geval, nauwelijks gehandhaafd, ligt aan dit alles ten grondslag.

In Bergen op Zoom is door de SP aan het college gevraagd om een plan van aanpak om de risicovolle bedrijven te controleren op naleving van wetten en voorschriften.

Voordat dit plan wordt uitgevoerd, mag ook duidelijk zijn dat alleen ter zake deskundigen dergelijke bedrijven kunnen beoordelen. Heeft de gemeente, de brandweer bijvoorbeeld, een preventie-officier in dienst die voldoende expertise heeft? Zo nee, dan zal een externe deskundige moeten worden ingezet.

2: Hoe borgen we de veiligheid van hulpverleners.
De brandweer, de politie en het ambulancepersoneel zijn degenen die het rampgebied in gaan, als alle anderen er juist van wegvluchten. Dat er aan deze beroepen risico’s zitten ontneemt niet de plicht van de gemeente om zo goed als mogelijk het personeel te beschermen. Hierbij mag ook wel gezegd worden, dat de brandweer grotendeels bestaat uit vrijwilligers, die voor kleingeld gevaarlijk werk doen voor de gemeenschap. Als werkgever behoort de gemeente de risico’s in kaart te brengen en te elimineren middels een Risico-Inventarisatie en –Evaluatie in het kader van de Arbowet.

De vraag die de SP aan het college heeft gesteld, is dan ook: zijn de risico’s van de hulpverleners voldoende geborgd in de RI&E, en is het personeel voldoende geïnstrueerd en toegerust om een dergelijke calamiteit veilig te bestrijden?

3: Hoe beperken we de schade aan het milieu?
Het is onvoorstelbaar, maar op tv was duidelijk te zien dat de waterkanonnen van de brandweer en inderhaast opgetrommelde luchtmacht eensgezind water in de vlammen stonden te spuiten.

Een eerste lesje in brandbestijding leer al, dat zowat alle brandbare vloeistoffen drijven op water. Een vloeistofbrand blussen met een waterkanon is dus niet erg effectief. Wat wél wordt bereikt is dat de chemicaliën met de toevloed van bluswater wordt weggespoeld naar het oppervlaktewater. Waarschijnlijk is de mate van vervuiling dan ook veel ernstiger in de grond en in het water, dan via de lucht boven de veelvuldig op tv geïnterviewde spruitenkwekers.
Heeft u iets gehoord over de gifstoffen die gemeten zijn in het Hollands Diep? Wij niet.

Toch had men het kunnen weten. In 1986 is een chemiebrand in Basel met zodanig veel water bestreden, dat het waterleven in de Rijn tot de Lorelei dood was en tot aan Rotterdam de vissen op hun ruggen zwommen. Brandweerexperts hebben vanaf dat moment gepleit voor een beperking van de hoeveelheid bluswater en de voorkeur uitgesproken voor het gecontroleerd laten uitbranden van de gevaarlijke stoffen.

Niet alleen de juiste aanpak van de brand, maar ook de inrichting van het terrein is hier van belang. Opslag van gevaarlijke vloeistoffen zou altijd moeten plaatsvinden in vloeistof- ruimten. Dan blijft de schade beperkt.

4: Hoe beperken we de schade aan naastgelegen objecten?
Laten we wel wezen: de handel en industrie bezorgen ons werk en inkomen. We moeten er dus zuinig op zijn. Dat betekent ook, dat er een zorg bestaat over de mogelijke gevolgen van calamiteiten.

In Moerdijk ligt naast het terrein van Chemie-Pack het terrein van Afvalstoffen Terminal Moerdijk. Dit complex behoorde overigens tot 1982 nog aan Uniser, u weet wel, de verantwoordelijke voor de gifschandalen in Lekkerkerk. Het hoeft geen betoog dat er maatregelen behoren te zijn om de ene rampzalige brand niet te laten escaleren naar een nog rampzaliger terein waar – zoals in dit geval – tankopslag van zwaar verontreinigde koolwaterstoffen plaatsvindt.

Olav ten Broek is Hogere Veiligheidskundige en bestuurslid van de SP Bergen op Zoom.

U bent hier